Ongeveer 3 tot 6 jaar

In de leeftijdsgroep van ongeveer drie tot zes jaar kun je beelddenken bij kinderen herkennen aan:

  • Het kind begint later te praten dan leeftijdgenoten.
  • De articulatie is vaak niet zo goed, het kind mompelt veel.
  • Het kind heeft niet zo’n grote woordenschat en de woorden die het kent zou je niet verwachten bij deze leeftijd.
  • Het kind springt van de hak op de tak met het vertellen van een verhaal.
  • Het kind heeft moeite met het leren van motorische vaardigheden, zoals zwemmen, fietsen, knippen en plakken.
  • Het kind speelt graag met materiaal waar het mee kan bouwen, bijvoorbeeld lego en duplo, hele bouwwerken worden dan in elkaar gezet.

Ongeveer 6 tot 12 jaar

In de leeftijdsgroep van ongeveer zes tot twaalf jaar kun je beelddenken bij kinderen herkennen aan:   

  • Het kind heeft moeite met automatiseren, bijvoorbeeld bepaalde sommetjes uit het hoofd leren.
  • Het kind heeft moeite om dingen te ordenen en te structureren.
  • Vaak ontwikkelt het kind de symptomen van dyslexie.
  • Het kind heeft moeite met links en rechts, de eu of ue, b of p.
  • Het kind koppelt de verkeerde letter aan een bepaalde klank.
  • Het kind kijkt globaal naar teksten, daardoor worden bepaalde verschillen tussen letter niet gezien.
  • Het kind kan in de war raken van betekenisloze woorden. Het zorgt namelijk voor een ‘gat’ in hun film, er kan geen beeld van gemaakt worden. Daarom is het onthouden van namen ook moeilijk.
  • De volgorde van cijfers en de tafels kunnen problemen opleveren.
  • Het kind ontwikkelt een eigen rekenstrategie, die vaak erg omslachtig is.
  • Bij het horen van instructies raakt het kind vaak afgeleid. Door wat er verteld wordt, raakt het kind afgeleid omdat het allemaal beelden oproept, waardoor hij weer aan andere dingen gaat denken.

Ongeveer 12 tot 18 jaar

In de leeftijdsgroep van ongeveer twaalf tot achttien jaar kun je beelddenken bij kinderen herkennen aan:

  • Het kind heeft enorme problemen met de verschillende talen.
  • Het kind raakt snel achter op de rest van de groep, door het hogere tempo dan op de basisschool.
  • In het eerste jaar wordt er veelal geen goede basis gelegd door het te hoge tempo.
  • Het lukt het kind niet om goede planningen te maken, afspraken na te komen, huiswerk te maken. Doordat het kind weinig tijdsbesef heeft, wordt alles onderschat.
  • Het wat oudere kind is goed in natuur- en meetkunde.
  • Naarmate het kind ouder wordt, gaat het steeds beter met het kind. Dit komt omdat er dan meer beroep wordt gedaan op ruimtelijk inzicht en minder op instrumentele vaardigheden (aanleren van bepaalde methodes).